Hoeveel lobbyisten er in Brussel
rondlopen, is onbekend. Het Europees Parlement
telt 4.834 geaccrediteerde lobbyisten (de Tweede Kamer negentig). Dat is al indrukwekkend, maar schattingen over het werkelijke aantal
lopen uiteen van tien- tot zelfs twintigduizend. Omgerekend zijn er in Brussel
dus vermoedelijk minstens dertien lobbyisten per Europarlementariër
en ruim vierhonderd per Eurocommissaris (na inkrimping van de Commissie in november tot vijfentwintig leden). Hoe gaan de Brusselse lobbyisten te werk? En wat betekent
hun aanwezigheid voor het democratische proces in Europa?
Hans van Baalen, nu VVD-kamerlid, is in
Brussel werkzaam geweest als lobbyist. Volgens hem moeten lobbyisten
zich niet op parlementariërs richten, maar juist op ambtenaren.
“Zo'n ambtenaar heeft vaak maar weinig kennis voorhanden en is dus
blij als hij voorzien wordt van informatie. Je moet als lobbyist
dus zorgen dat je zo dicht mogelijk op die ambtenaar zit.” Volgens
Rinus van Schendelen, hoogleraar politicologie en lobby-deskundige,
is de ambitie van elke lobbyist drieledig: het doel bereiken
(subsidie binnenhalen, bepaalde regelgeving tegenhouden), steun
krijgen van “alle spelers in de arena” (landen, tegenspelers) en
de oppositie in het thuisland tevreden houden. De complete
lobbyoverwinning is volgens Van Schendelen een dagdroom. “Een
compromis, respect of steun lijkt [...] een tweede prijs, maar wordt
stilletjes gezien als het hoogst haalbare.” Lobbyen is volgens Van
Dale dan ook niets meer en niet minder dan “druk uitoefenen op de
politieke besluitvorming”.
Hoe doet Nederland het?
De voornaamste kritiek op Nederlandse
lobbyisten is dat ze 's avonds liever naar huis gaan. Hans van
Baalen: “Daardoor mis je een hoop. Die Brusselse kritiek zal niet
veranderen, wel ons optreden. [...]. Ze vergeten dat in Brussel de zaken
bij de lunch en het diner gedaan worden. Dat lijkt een cliché,
maar het is o zo waar.” Ook lijkt lang niet iedereen het lobbyen
even goed in de vingers te hebben. Zo ging Jan Timmer, voormalig CEO
van Philips, als lobbyist naar Brussel om regelgeving rondom HDTV te
bepleiten. Hij ging daarbij volgens Van Schendelen veel te direct en
emotioneel te werk, toen hij de verantwoordelijke Eurocommissaris
openlijk beschuldigde van vertraging van de “geweldige
HDTV-kans”. Van Schendelen: “Rechtstreeks de bron aanvallen:
fout.” Daarbij hanteerde Timmer de typisch Nederlandse bottom
up-aanpak. Iedereen bemoeide zich informeel met de Brusselse
dossiers, waardoor er grote interne verdeeldheid heerste.
Wie lobbyt voor de publieke
zaak?
Britse Europarlementariër Caroline
Lucas werd een paar jaar geleden in de voorbereiding van een rapport
over luchtvaart en milieuvervuiling door maar liefst vijftig vertegenwoordigers van handel en industrie benaderd. Er meldde zich
geen enkele lobbyist die milieubelangen behartigde. “De verhouding
tussen (de omvang van) lobby's van bedrijven aan de ene kant, en wat
je lobby's voor de publieke zaak zou kunnen noemen aan de andere kant
(non-gouvernementele organisaties, milieubelangen), is enorm scheef.
En die onevenredigheid heeft zeer ernstige gevolgen." Ook de
Nederlandse Kathalijne Buitenweg erkent die scheve verhouding.
Volgens haar is er op zich echter niets mis met lobbyisten. “Omdat
sommige groepen (armen) niet door lobbyisten vertegenwoordigd worden,
is het zaak bij voorstellen van de Commissie ook altijd het
maatschappelijk middenveld te
consulteren.” SP-Europarlementariër Erik Meijer is veel
negatiever over lobbyisten. Hij probeert ze dan ook zo veel mogelijk
uit zijn buurt te houden. Aan de andere kant lijkt het hem een
moeilijk te bestrijden probleem. “Je kunt lobbyisten de toegang tot
de gebouwen van het Parlement en de Commissie ontzeggen. Maar
Europarlementariërs zijn vrij om contact te hebben met iedereen.
Lobbyen zal blijven bestaan.”