Home
Kennis en Economie
Recht en Veiligheid
   archief februari 2006
archief december 2005
archief november 2005
archief juli 2005
archief juni 2005
archief mei 2005
archief april 2005
archief maart 2005
archief februari 2005
archief januari 2005
2004
archief 2005
Europa
Jihad vs McWorld
E-government
Nieuwe democratie
Columns
Politici
Overzicht thema`s
Verkiezingen
Tools
Het Belgenrapport
Nieuwsbrief
Colofon
Poldi.Net




Opsporing en inlichtingen in Europa: naar het model van CIA en FBI?
Steven de Jong Gepost:     dinsdag, 8 juni 2004, 16:00
Van:     < Steven de Jong >
URL:     < http://www.politiek-digitaal.nl/colofon/redactie >

Samenwerking tussen geheime diensten en uitwisseling van inlichtingen wil maar niet vlotten. Pogingen om Europol hier een doortastende rol in te geven zijn mislukt. Inlichtingendiensten kennen een gesloten cultuur en zijn meer elkaars rivalen dan kompanen. Europol's oprichter Willy Bruggeman en chef-Europol Jürgen Storbeck luidden de noodklok: Europol moet een executieve inlichtingen- en recherchedienst worden conform het model van CIA en FBI. Maar kan dat eigenlijk wel?

Europol is de organisatie die op Europees niveau criminele inlichtingen behandelt. Ze heeft ten doel de effectiviteit te bevorderen van het optreden en de samenwerking tussen de bevoegde instanties van lidstaten. Europol is geen politiedienst, laat staan een Europese FBI-recherchedienst of CIA-inlichtingendienst. Een Inlichtingendienst, zoals we die kennen in nationale lidstaten, is het evenmin te noemen. In de praktijk manifesteert Europol zich meer als databank en doorgeefluik van criminele gegevens. Sinds 1 januari 1999 speelt Europol een belangrijke rol in de bestrijding van terrorisme.

Europol hekelt gesloten cultuur inlichtingendiensten
Europol is niet tevreden met haar gebrekkige positie en hekelt de opstelling en gesloten cultuur van nationale inlichtingendiensten. Directieleden treden zo nu en dan naar buiten om aandacht te vestigen op de problematiek. Zo ook de oprichter en ex-adjunct-directeur Willy Bruggeman. In een reportage van actualiteitenprogramma Netwerk, augustus 2003, zei hij het volgende: "Nationale politiekorpsen en inlichtingendiensten moeten leren dat pogingen om afzonderlijk successen te boeken, zij het in één stad, één land, één organisatie, nooit het gewenste resultaat kan boeken. Het succes komt er pas als we samen het criminele netwerk in kaart brengen en uitroeien". In mei 2004 luidde Jürgen Storbeck, chef van Europol, opnieuw de noodklok met een vergelijkbaar betoog over het belang van samenwerking en uitwisseling van gegevens. Zowel Storbeck als Bruggeman ambiëren een Europese FBI en CIA, met 'Europol-agenten' die in alle lidstaten arrestaties kunnen verrichten. Ze beseffen dat hun ambitie voorlopig utopisch is en pleiten daarom voor meer samenwerking tussen de diensten op korte termijn.

Pogingen tot samenwerking inlichtingendiensten stranden op organisatiecultuur
Meer en betere samenwerking dus. Dat is geen nieuw geluid. Op een speciale top in Lion, in 1996 met de zogenaamde rijkste landen van de wereld, de G7, werden 25 maatregelen getroffen. Althans op papier. Achteraf is gebleken dat heel wat van die beslissingen dode letters zijn gebleven. Madrid heeft een nieuwe impuls gegeven. Het besef kwam dat ook Europa uiterst kwetsbaar is. Op 19 maart 2003 werd er daarom een extra vergadering belegd van de Europese Conventie, waarin de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie van alle lidstaten zitting hadden. Het enkele punt op de agenda was de aanpak van terrorisme. De top leidde tot de instelling van een Europese veiligheidscoördinator, Gijs de Vries, maar de barričres die grootschalige samenwerking van inlichtingendiensten dwarsbomen konden niet weggenomen worden.

Wat zijn die barričres? In essentie lijkt het te gaan om een diepgewortelde cultuur die van oudsher ingebakken is bij geheime diensten. Oud-NAVO-topman Willy Claes schetste deze als volgt: "Veiligheidsdiensten behandelen per definitie geheime dingen. En wat geheim is, ruil je per definitie ook niet uit. En dat versteek je dus zelfs voor collega's. Het verklaart waarom er nog altijd erg veel rivaliteit bestaat, zelfs tussen diensten in een zelfde land, laat staan tussen diensten in verschillende landen".

De inlichtingencultuur
Hoewel een wat simpele voorstelling van zaken, zijn er wel degelijk concrete factoren waar deze cultuur op gebaseerd is. Het gaat om 'kennis is macht' , 'het uitgangspunt van wederkerigheid' en de 'angst voor het uitlekken'.

Kennis is macht
Het Europees Instituut voor veiligheidsstudies (ISS) constateert dat staten inlichtingen presenteren en selecteren op een manier die hun eigen belangen dienen. Niet alleen het gegoochel met bewijs voor massavernietigingswapens in Irak is hier een voorbeeld van, maar ook het optreden van ex-premier Aznar van Spanje direct na de aanslagen in Madrid. Aznar legde enkele uren na de terreurdaad de schuld bij de Baskische afscheidingsbeweging ETA. Wanneer meteen alle verdenkingen op Al-Qaeda gericht zouden zijn, zou zijn Irak-beleid namelijk in diskrediet komen. Het opzetje mislukte. Aznar verloor de verkiezingen.

Landen zijn op politiek en economisch niveau elkaars concurrenten. Ook de Europese lidstaten. Het geheimhouden van de informatiepositie en inlichtingenmethoden is in dát opzicht van essentieel belang. Exclusieve inlichtingen zijn handig om de positie van een land in een coalitie te versterken. Wie op het juiste moment met cruciale inlichtingen komt of achterhoudt, kan dus ook het te voeren beleid naar zijn hand zetten.

Dat verklaart ook de ophef rondom de onthulling, een paar jaar geleden, van het Amerikaanse spionagenetwerk Echelon. De VS hadden niet alleen zicht op terreurbewegingen, maar ook op geheime informatiestromen van overheid en bedrijfsleven. Daar komt bij dat landen, óók binnen Europa, óók in vredestijd, elkáár spioneren. Dubbelspionage is niet alleen uit de tijd van de Koude Oorlog, toen KGB-agenten infiltreerden in de CIA en omgekeerd, maar behoort ook nu nog tot de praktijk van alledag.

Ander voorbeeld van het wantrouwen tussen diensten is de politieke rel die ontstond toen bleek dat de tapkamers van de Nederlandse veiligheidsdienst, de AIVD, door het van oorsprong Israëlisch bedrijf Verint BV geleverd waren en onderhouden werden. Verint is de Nederlandse vestiging van het Israëlische bedrijf Comverse Infosys. Comverse heeft een aparte afdeling voor afluisterapparatuur. Deze tak van het bedrijf heette eerst Efrat Future Systems en is ontstaan uit de Israëlische geheime dienst Mossad. Anonieme bronnen binnen de AIVD, media en kamerleden vroegen zich af of hiermee niet het 'Paard van Troje' binnengehaald was. Of de Mossad daadwerkelijk toegang had, of nog heeft, tot de Nederlandse telefoontaps is nooit publiekelijk duidelijk geworden.

Van oudsher bestaat er tussen inlichtingendiensten argwaan, wantrouwen en rivaliteit. Inlichtingendiensten weten als geen ander hoe belangrijk exclusieve inlichtingen voor de machtspositie van een land zijn. Een overkoepelende Europese dienst met vergaande bevoegdheden ŕ la CIA en FBI is voor de inlichtingendiensten eerder een schrikbeeld, dan een uitkomst. Nu werken veel diensten van EU-landen nog informeel samen in eigen verband, de Club van Bern, die buiten de structuren van de Unie valt. Een succesvol voorbeeld van deze samenwerking is de verijdeling van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Parijs, ook wel bekend als de zaak-Eik. Op basis van inlichtingen uit Frankrijk, Duitsland en België kon de AIVD het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) inlichtten die vervolgens overging tot arrestatie van een groep fundamentalistische moslims in Rotterdam. Een minder succesvol voorbeeld is de voortvarendheid die de AIVD betrachtte op basis van Franse inlichtingen. Dit leidde eveneens tot arrestaties in Rotterdam, maar gooide roet in het plan van de Franse geheime dienst. Zij wilden de groep langer volgen, om zo het gehele netwerk in kaart te brengen en op te kunnen rollen.

Mede door dat soort incidenten is ook de samenwerking tussen geheime diensten en Europol gebrekkig: inlichtingendiensten zijn wel geďnteresseerd in de databanken van Europol, maar laten zelf bijna niets aan informatie los. Het Verenigd Koninkrijk en Spanje hebben hun inlichtingen over respectievelijk IRA en ETA altijd summier met Europol gedeeld. Hierdoor konden zij militair ingrijpen, ofwel het naar hun hand zetten van beleid, naar buiten toe legitimeren op basis van inlichtingen die er misschien helemaal niet waren, nauwelijks bedreiging vormden, of geheel iets anders uitwezen. Europol had en heeft hier geen grip op.

Uitgangspunt van wederkerigheid
De speciale Antiterrorism-taskforce, een afdeling van Europol die versneld na de aanslagen van 11 september werd ingesteld, faciliteerde het uitwisselen van gegevens tussen inlichtingendiensten via de Europol-databank. Zoals eerder vermeld, kwamen geheime diensten alleen om wat te halen, maar geven zij maar mondjesmaat eigen inlichtingen prijs. De Antiterrorism-taskforce is inmiddels opgedoekt. Het mislukte experiment karakteriseert het uitgangspunt van wederkerigheid binnen het inlichtingenwezen: uitwisseling op voorwaarde dat er iets bruikbaars voor terugkomt.

De basis voor uitwisseling van informatie is wederzijds vertrouwen en respect. Uitwisseling is een vorm van samenwerking, dat net als in het bedrijfsleven, pas gebeurt wanneer de ene organisatie ervan overtuigd is dat de andere goed aangeschreven staat, voldoende gekwalificeerd is en zorgvuldig met informatie omgaat. En dat laatste is zeer wisselend. De AIVD staat internationaal hoog aangeschreven in het onderscheppen van communicatieverkeer. De Britse geheime dienst, UK Security Service MI5, staat bekend om haar solide en grootschalige informantennetwerk. Maar de Poolse inlichtingendienst, de OUP, heeft nogal wat knulligheden op haar naam staan. Zo verscheen er in april 2000 per ongeluk een intern rapport op de officiële website van de dienst. In de notitie stonden analytische gegevens over aanhoudende Russische spionagepogingen. De media viel er overheen en de alom heersende anti-Russische stemming werd nog eens aangewakkerd. Inlichtingendiensten doen niet graag 'zaken' met diensten die zulke grove fouten maken.

Afgezien van de kwalificatie van verschillende inlichtingendiensten, speelt mee dat niet elke dienst even goed in de eigen inlichtingen zit. In onderhandelingen over samenwerking, waar wederkerigheid de toon zet, vissen diensten met een slechte informatiepositie achter het net.

Angst voor uitlekken
Het principe van de Europol-databank is dat het geheel van inlichtingen van alle lidstaten meer is dan de som der delen. De diensten mogen tot nu toe zelf bepalen welke inlichtingen ze in de database laten opnemen. Duitsland, Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk hebben nu al laten weten dat niet alle lidstaten toegang krijgen tot hun keukengeheimen. Want, zo beweren zij, hoe breder informatie wordt verspreid, des te groter de kans dat inlichtingen uiteindelijk bij diensten, organisaties of personen komen waar ze van de oorspronkelijke 'eigenaars' van het inlichtingenproduct nooit terecht hadden mogen komen.

Een ander probleem dat de inlichtingendiensten van grotere lidstaten aankaarten is de samenwerking met de VS. Deze zou in het geding komen als binnen de EU de inlichtingendiensten meer informatie gaan uitwisselen. Het risico bestaat dat de VS de inlichtingenkraan verder dichtdraaien, uit angst voor het weglekken van gevoelige informatie. De recente uitbreiding met tien nieuwe lidstaten heeft die terughoudendheid al versterkt.

Europol als executieve recherche en inlichtingendienst conform model FBI en CIA?
Of Europol een autonome rol en vergaande opsporingsbevoegdheden moet krijgen is nog maar de vraag. De Europese Unie kent immers geen integraal strafrecht, een grondwettelijk verdrag staat nog in de kinderschoenen en lidstaten behouden, anders dan Amerikaanse staten, een groot deel van hun soevereiniteit. Dat maakt dat inlichtingendiensten, met hun gesloten cultuur, op nationale schaal vooral elkaars rivalen zijn. Wil Europol uitgroeien tot een executieve recherche en inlichtingendienst conform het model van de CIA en FBI, dan moeten inlichtingendiensten hun autonomie afstaan aan het Europese orgaan. Nu is dat in Europa precies andersom. FBI en CIA hebben echter lokale afdelingen in iedere staat, waar zij alleen te maken hebben met statelijke en lokale politiekorpsen. Samenwerking en uitwisseling van inlichtingen tussen Europese geheime diensten, zoals deze nu beoogd wordt, is een utopie. Geheime diensten onder supervisie van een autonome leiding lijkt de enige oplossing, maar stuit tegen onoverbrugbare constitutionele belemmeringen.